Travail de fin d'études[BR]- Travail de fin d'études: "Les relations police - parquet en Belgique. État des lieux au travers d'une recherche quantitative menée auprès de fonctionnaires de la police locale."[BR]- Séminaire d'accompagnement à l'écriture

Abstract

Ce travail porte sur les relations entre le parquet et les fonctionnaires de la police locale en Belgique, abordées au travers de 5 thèmes : (1) la qualité de la relation avec le parquet, (2) la manière de présenter les faits au magistrat, (3) les attentes et les directives du parquet, (4) l’importance du feedback dans les dossiers judiciaires et (5) le principe de l’enquête policière d’office (EPO). Après une approche théorique et un stage d’observation au parquet, nous avons mené une étude quantitative à l’échelle nationale au travers d’un questionnaire administré aux fonctionnaires de police via la méthode du gatekeeper. Nous avons récolté 877 réponses, sur une population cible de 28.844 personnes. Nos résultats démontrent que la relation avec le parquet est globalement bonne, et que celle-ci varie positivement au plus le lien entre le policier et le parquetier est proche. Nous avons observé que la moitié des policiers interrogés donnaient leur avis et leur ressenti sur les dossiers, parfois pour orienter la décision du magistrat. Concernant les attentes et les directives, nous avons conclu que la situation s’était améliorée, mais qu’un trop grand nombre de procédures, parfois contradictoires, étaient encore présents. Concernant l’EPO, nos répondants estiment que ce procédé n’amène pas une meilleure autonomie des services de police et sa finalité n’est pas toujours comprise. Enfin, nous avons constaté une absence généralisée de feedback de la part du parquet, alors que celui-ci pourrait contribuer à un meilleur sentiment d’utilité du travail policier et une amélioration des compétences.

This study focuses on the relationship between the public prosecutor's office and local police officers in Belgium, exploring 5 themes: (1) the quality of the relationship with the public prosecutor's office, (2) the manner in which facts are presented to the prosecutor, (3) the expectations and directives of the public prosecutor's office, (4) the importance of feedback in legal cases, and (5) the principle of the "Enquête Policière d'Office" (EPO). Following a theoretical approach and an observation period at the public prosecutor's office, we conducted a national quantitative study using a survey administered to police officers via the gatekeeper method. We collected 877 responses, out of a target population of 28,844. Our results show that the relationship with the public prosecutor's office is generally good, and changes positively the closer the relationship between the police officer and the public prosecutor is. We found that half the police officers surveyed gave their opinions and feelings on cases, sometimes to guide the magistrate's decision. About expectations and guidelines, we concluded that the situation had improved, but that too many procedures, sometimes contradictory, were still in place. Regarding EPO, our respondents felt that this procedure did not lead to greater autonomy for police services, and its purpose was not always understood. Finally, we noted a general absence of feedback from the public prosecutor's office, which could contribute to a greater sense of usefulness of police work and improved skills.

Deze studie focust op de relatie tussen het parket en lokale politie-ambtenaren in België, waarbij 5 thema's aan bod komen: (1) de kwaliteit van de relatie met het parket, (2) de manier waarop feiten worden voorgesteld aan de magistraat, (3) de verwachtingen en richtlijnen van het parket, (4) het belang van feedback in gerechtelijke dossiers en (5) het principe van het ambtshalve politieonderzoek (EPO). Na een theoretische benadering en een observatieperiode op het parket voerden we een landelijk kwantitatief onderzoek uit met behulp van een vragenlijst die werd afgenomen bij politieagenten volgens de poortwachtermethode. We verzamelden 877 antwoorden op een doelpopulatie van 28.844. Onze resultaten laten zien dat de relatie met de officier van justitie over het algemeen goed is en dat deze positief varieert naarmate de band tussen de politieagent en de officier van justitie nauwer is. We stelden vast dat de helft van de ondervraagde politieagenten hun mening en gevoelens gaf over de zaken, soms om de beslissing van de magistraat te sturen. Met betrekking tot verwachtingen en richtlijnen concludeerden we dat de situatie was verbeterd, maar dat er nog steeds te veel procedures waren, soms tegenstrijdig. Wat het EOB betreft, vonden onze respondenten dat dit proces niet leidde tot meer autonomie voor de politiediensten en dat het doel ervan niet altijd werd begrepen. Tot slot stelden we een algemeen gebrek aan feedback van het openbaar ministerie vast, wat zou kunnen bijdragen tot een groter gevoel van nut van politiewerk en betere vaardigheden.